Een eigen zaak beginnen onder de vleugels van een bekend merk klinkt aantrekkelijk. Je krijgt toegang tot een bewezen bedrijfsmodel, begeleiding van de franchisegever en vaak ook een trouw klantenbestand. Maar aan dat voordeel hangt een prijskaartje. Franchisenemers moeten rekening houden met verschillende kosten, zowel eenmalige als terugkerende. Wat je precies betaalt, hangt af van de franchiseformule.
In dit artikel bespreken we de belangrijkste kostenposten uitgebreid en geven we een breder beeld van wat erbij komt kijken.
De instapkost: meer dan een licentie
Om deel te mogen uitmaken van een franchise, betaal je een eenmalige instapkost, ook wel de entreefee genoemd. Dit bedrag geeft je toegang tot de merknaam, de knowhow en de ondersteuning van de franchisegever. Die fee kan sterk variëren: voor kleinere franchises zoals schoonmaakdiensten ligt ze vaak tussen €5.000 en €10.000, terwijl grote ketens zoals McDonald’s of Starbucks al snel meer dan €100.000 vragen.
Deze kost is niet zomaar een licentie. Vaak dekt ze ook essentiële elementen voor een succesvolle start, zoals uitgebreide trainingen, marketingmaterialen en hulp bij de opstart. Denk daarbij aan juridische ondersteuning, administratieve begeleiding en in sommige gevallen zelfs een openingscampagne om klanten naar je zaak te trekken.
Sommige franchisegevers bieden daarbij flexibele betalingsmogelijkheden of kortingen, bijvoorbeeld voor ervaren ondernemers of voor locaties in minder concurrerende gebieden.
De totale investering: de grootste hap uit het budget
Naast de entreefee moet je flink investeren om je zaak operationeel te maken. De totale investering omvat meerdere kostenposten, zoals vastgoed, inrichting, apparatuur, voorraad en werkkapitaal.Vastgoedkosten zijn vaak een van de grootste uitgaven, zeker als je een winkelpand of horecalocatie nodig hebt in een populair gebied. Voor franchisemodellen die werken met een fysieke vestiging, zoals fastfoodketens of fitnesscentra, kunnen de huur- of aankoopkosten aanzienlijk zijn.
De sector bepaalt grotendeels de hoogte van de investering. Een restaurant vraagt bijvoorbeeld dure keukenapparatuur en decoratie, terwijl een kledingwinkel vooral investeert in displays en voorraad. Voor sommige franchises loopt de totale investering al snel op tot enkele honderdduizenden euro’s.
Daarnaast is er werkkapitaal nodig, een financiële buffer om dagelijkse kosten te dekken totdat de zaak winst begint te maken. Drie maanden werkkapitaal is vaak het minimum, maar in sectoren waar het langer duurt om winstgevend te worden, kan een buffer van zes maanden of meer nodig zijn.
Royalty’s: betalen voor het merk
Wie kiest voor een franchise, betaalt niet alleen eenmalig. De meeste franchisegevers rekenen royalty’s aan, een doorlopende licentiekost om hun merk te mogen gebruiken. Deze kost wordt meestal berekend als een percentage van de bruto-omzet, variërend van 3% tot 10%. Sommige franchises kiezen echter voor een vast bedrag per maand, ongeacht de omzet.
Die royalty’s lijken misschien stevig, zeker als je zaak in het begin verlies draait, maar in ruil krijg je begeleiding, merkondersteuning en updates van de franchisegever. Deze fee maakt het mogelijk voor de franchisegever om nieuwe producten te ontwikkelen, reclamecampagnes te organiseren en operationele ondersteuning te bieden.
Vooral beginnende ondernemers moeten zich ervan bewust zijn dat royalty’s worden berekend op omzet, niet op winst. Dit betekent dat je de kosten blijft betalen, zelfs in economisch moeilijke tijden.
Marketingbijdragen: een krachtig collectief
Een ander terugkerend kostenpost is de marketingbijdrage. Dit percentage van de omzet, doorgaans tussen 1% en 5%, wordt gebruikt om gezamenlijke reclamecampagnes te financieren. Die campagnes variëren van nationale televisie- en radioreclame tot gerichte online advertenties en lokale promotieacties.
Dankzij deze bijdrage blijft het merk zichtbaar voor klanten, wat niet alleen jouw vestiging, maar het hele franchisenetwerk ten goede komt. In veel gevallen zorgt de franchisegever ook voor gepersonaliseerde marketingmaterialen, zoals flyers, socialmediaposts en evenementenondersteuning.
Andere bijkomende kosten
Naast de grote kostenposten zijn er tal van kleinere kosten waarmee je rekening moet houden. Extra trainingen kunnen bijvoorbeeld nodig zijn, zeker als je personeel aanneemt of als de franchise nieuwe werkwijzen introduceert.
Technologiefees zijn ook een veelvoorkomende kost. Denk aan maandelijkse licenties voor kassasystemen, voorraadbeheerprogramma’s of online bestelplatforms. In sommige gevallen levert de franchisegever een geïntegreerd IT-systeem, maar dat kan extra kosten met zich meebrengen.
Bij het verlengen van een franchisecontract kan er een verlengingsfee worden gevraagd, meestal variërend tussen €1.000 en €10.000. En als je ooit besluit je franchise te verkopen, moet je mogelijk een overdrachtsfee betalen.
Regionale verschillen en verborgen kosten
De totale kosten van een franchise kunnen ook afhankelijk zijn van de regio waarin je opereert. In landen met hogere vastgoedprijzen of strengere regelgeving liggen de opstartkosten vaak hoger. Daarnaast kunnen er verborgen kosten zijn, zoals verzekeringen, vergunningskosten of bijdragen aan personeelswerving.
Een investering in zekerheid
Een franchise starten vraagt een stevige financiële inspanning, maar je krijgt er ook veel voor terug: een bekend merk, een bewezen concept en ondersteuning die je bij een eigen start-up misschien mist. Toch blijft het cruciaal om een realistisch financieel plan op te stellen en alle kosten zorgvuldig in kaart te brengen.
Een franchise is geen garantie op succes, maar biedt wel een sterke basis voor wie voorbereid en gedreven aan de slag gaat. Met de juiste instelling kan een franchise een springplank zijn naar duurzaam ondernemerschap.